|
"Ik wil mijn redders nog een keer omarmen"
Video van Nieuw Guinea maakt emoties los bij marinier die leven dankt aan twee papoea's
VANDAAG wordt in Woerden een reünie gehouden van marine-personeel dat gelegerd was bij Fak Fak in Nieuw Guinea. Voor de zoveelste keer bij elkaar om te praten over het land dat ze allemaal in 't hart hebben gesloten. Daar wordt een video vertoond, die wij eerder
zagen, samen met de directe betrokkenen, vier stoere zestigers en een zeventiger. Voormalige dienstplichtige en vrijwillige mariniers.
Ze dienden op Nieuw Guinea en werden later steunpilaren in onze maatschappij. Verantwoordelijkheid, plichtsbesef, vaderlandsliefde. Vier mannen in een kamer en ze huilen om een video waarop twee te zien zijn. Twee kleine papoea's uit Nieuw Guinea. Twee kleine helden, die met al hun levens zijn verweven. En ook vandaag in Woerden zullen deze beelden weer heel veel emoties losmaken.
door Felix Wilbrink De Telegraaf 30 september 2000
Een Martin Mariner - het omstreden watervliegtuig van de marine.
|
Na in 1959 neergestort te zijn, vreesde hij door de
haaien te worden opgegeten, maar toen hoorde hij opeens stemmen...
Wassenaar, zaterdag 17 december 1959.10.45 uur.
Bij Babo op Nieuw Guinea is een patrouille mariniers onder leiding
van luitenant Will Prins aan het werk. Ze maken een oude Japanse
landingsstrip onklaar om te voorkomen dat de rood/ witten, de
Indonesiërs die Nieuw Guinea als hun grondgebied hebben geclaimd, er
ooit zullen landen. Een groepje specialisten is bezig overgebleven
bommen uit WO II tot ontploffing te brengen.
Dan horen ze in de verte het typische geluid van de motoren van een
Martin Mariner, een watervliegtuig van de marine. Alle hoofden gaan
omhoog. „Fijn", denkt Jos van de Konijnenburg, dienstplichtig
korporaal, „daar komt de post. De kerstpost! Eindelijk bericht van
huis!!" Telegrafist Henk Greuters maakt verbinding met het
passerende vliegtuig. „Hier JZF 3, meld u." De codes vliegen over en
weer. Alles is goed, de Mariner verdwijnt in de verte. Greuters
meent zelfs te zien dat het luik open staat en hij een van de mannen
ziet lopen in het vliegtuig. De mannen zijn blij: „Als we straks
terug zijn in Fak Fak, dan ligt er post."
Voor de kust van Fak Fak ligt het patrouillevaartuig de 'LCPR. De
mannen op dat schip zijn belast met het volgen van alle mogelijke
radioverkeer. En eenmaal in het half uur hebben ze contact met de
Martin Mariner. Ze volgen het toestel op zijn vlucht van Biak naar
Fak Fak.
Marinier-telegrafist Piet Postma maakt ieder half uur contact. 11.00
uur: „Hier Fak Fak, Mariner, meld u." Het antwoord is duidelijk. „We
zijn er bijna. En we hebben post bij ons."
17 december, 1959, 11.25 uur. De Martin Mariner, de Crew Killer, het
slechtste type vliegtuig dat de Nederlandse regering ooit aankocht,
stort neer in de Patipibaai, vijf man vinden de dood en drie
worstelen voor hun leven.
Gerhard de Bruyn, eerste mecano en net sergeant geworden, voelt hoe
hij met het toestel in de diepte wordt getrokken. Haaien, weet hij,
haaien, overal zitten hier gigantische haaien. Hij rukt aan zijn
voet, die ergens aan bekneld zit. Twee tenen rukt hij af voordat de
voet loskomt. Dan ligt hij in het water. Zijn reddingsvest is aan
flarden en zal hem niet helpen. Hij zwemt naar een losgeslagen
benzinetank. Grijpt zich er aan vast. Er zit nog benzine in, die
stroomt door een gat uit de tank over zijn gezicht. De benzine bijt
in de wonden die hij over op zijn lichaam heeft. Hij vecht voor zijn
leven.
Angst
Door zijn angst heen heeft hij gekeken naar het vliegtuig en gezien
hoe gezagvoerder Adriaanse, de man met wie hij al jaren vloog en die
hij hoog had, met co-piloot Betram, stil, vast in de riemen, zonder
verder te bewegen, in de golven zijn verdwenen.
Na een klap op het water van een neerstortend vliegtuig, duurt het
veertig minuten voordat de haaien hun angst hebben overwonnen en op
de geur van bloed afkomen, heeft hij in zijn opleiding geleerd.
Bloed genoeg, weet Gerhard, het stroomt uit zijn lijf. Het
kan niet lang meer duren voordat hij aan stukken wordt gescheurd.
Dan een stem. En een gezicht. Gerhard herinnert het aanvaren in zo'n
holle boom. Het waren papoea's, echte, met nog zo'n bot door hun
neus. Ik ben met bovenmenselijke kracht in die kano terecht gekomen.
En daar werd ik weer bang. Ik dacht
|
|
echt: nu ben ik van de haaien
gered en nu gaan ze me nog opeten ook. Want wat wisten wij nu van
Papoea's. In onze ogen waren het koppensnellers."
Gerhard werd naar een dorp gebracht, waar hij werd uitgekleed en
gewassen, hij kreeg melk te drinken en een van de papoea's wees
precies de plek aan waar later zou blijken dat Gerhard zijn rug had
gebroken. En de mannen, ze moesten lachen om die bruine blanke met
een witte piel. Toen had hij het wel door, hij zou niet worden
opgegeten. Hij was gered. Deze mannen waren met gevaar voor eigen
leven, want er stond een zware deining die ochtend, uitgevaren om
een ander mens te helpen. Twaalf en een half uur later werden
Gerhard de Bruyn en korporaal Miel Koelhuis (die door een andere
stam werd gered) door de HMS Amsterdam opgepikt.
Gerhard de bruyn overleefde de ramp met de Martin Mariner
September 2000. 12.00 uur. Wassenaar. In een prachtige
woning, tweehoog, op een van de vele landgoederen die Wassenaar rijk
is, zit m ten deel
vielen. Hij zit rechtop, zoals een oud-militair betaamt. Hij kijkt
naar de televisie. Daar ziet hij beelden van een baai ver weg in
Nieuw Guinea. Een roeibootje wordt het strand op gesleept.
Vijf Nederlandse mannen stappen uit. De camera zwaait naar het dorp
waar kinderen rondrennen en twee donkere mannetjes uit de menigte
naar voren stappen. Netjes, beleefd, schuw haast, de katoenen hemden
keurig gestreken. Om hun nek dragen ze een medaille. Het zijn Kuning
Gara-makha en Kasiu Sagara. Ze schudden de hand van de Hollandse
mannen. Ja, ze weten het nog van het vliegtuig. Ja, ze kennen die
man op de foto wel. Want deze twee oude mannen, zijn de redders van
Gerhard de Bruyn.
Gerhard kijkt en kijkt. Hij zal niets laten merken, maar zijn anders
zo vaste hand trilt, over zijn gezicht schieten kleine krampjes,
tussen lachen en huilen in. De camera draait het dorp in. Daar, een
primitieve watertoren. Kijk eens, Gerhard, waar ze het water in
opvangen. Het is de benzinetank waar aan Gerhard jaar geleden zijn
leven dankte. „Die ene, Kasiu Gagara, die herken ik wel, geloof ik,
ze zijn zo oud geworden. Man, wat een kippenvel, ik wil er heen, ik
wil ze de hand schudden. Zij hebben mijn leven gered. Van hun heb ik
de afgelopen 41 jaar gekregen, zomaar cadeau gekregen, van hun."
Zijn zachte stem, die door de lange aaa's Utrecht als zijn
geboortestad verraadt, sterft weg en eindelijk springen die grote
stoere man de tranen in zijn ogen. „Man, zo gauw het daar in Nieuw
Guinea weer rustig is, dan ga ik er heen. En als het moet dan neem
ik een schip rijst voor ze mee. Ik ben ze zo dankbaar."
|
|
Daar zijn ze: de twee redders van Gerhard de Bruyn.
De dorpsoudste zit tussen hen en twee oud-mariniers die hen vonden
completeren het beeld.
|
Grafdingen In dezelfde kamer is ook
Henk Luijt aanwezig, toen ook marinier verbindingsdienst: „Op de dag
van het ongeluk brak om 11.30 uur de pleuris uit. Er was weer een
Martin Mariner neergestort. De ene na de andere mededeling moest de
lucht in. Van dringend tot zeer dringend. De stemming was: ze zullen
die grafdingen nu toch niet meer laten vliegen."
Luijt: „En dag later kwam er goed bericht, beter althans: er was een
papoea aangekomen in een kano, hij had acht uur lang gepeddeld om
een van de andere overlevenden, luitenant ter zee, G. Slikker, naar
Fak Fak te brengen. Ze waren dus niet allemaal dood. Na ongeveer een
maand mocht ik mee, op een expeditie naar de kampong waar Gerhard
toen gebracht was. We hadden een geschenkzending bij ons,
zesenzestig zakken cement en bronzen medailles. In aanwezigheid van
de sultan van Roembatti en de resident van Fak Fak kregen de redders
een feestmaal, midden in de bush met glazen, borden, en bestek. Dat
had de sultan geregeld. Gerhard herinnert het zich misschien anders,
maar ik kan me herinneren dat ze redelijk geciviliseerd waren,
moslims, en zonder peniskokers of zo iets."
Over het ongeluk van Gerhard de Bruyn schreven we in november 1998
al een artikel. Het was toen dat Jos van de Konijnenburg, die in de
jungle bij Babo zo op zijn kerstpost hoopte, voor het eerst las dat
er meerdere overlevenden bij het ongeluk met de Martin Mariner waren
geweest. Hij zocht contact met Gerhard, omdat hij de herinnering van
dat ongeluk nooit was kwijt geraakt en omdat hij de herinnering aan
Nieuw Guinea nooit was kwijt geraakt.
Ook Piet Postma zit in de kamer waar de video wordt vertoond. Ook
Postma is de herinnering aan Nieuw Guinea nooit kwijtgeraakt en de
herinnering aan dat vliegtuig waar hij als laatste contact mee had.
"Vorig jaar las ik een advertentie in het veteranenblad
'Alle Hens' voor een veteranenreis op een schoener rond de vogelkop
van Nieuw Guinea. Begin dit jaar zijn we met 16 veteranen naar Nieuw
Guinea vertrokken. Wij zijn op zoek gegaan naar de plaatsen waar we
veertig geleden geweest waren. Nog voor wij vertrokken hadden we al
plan om zeker de Patipibaai te bezoeken. We hoopten
|
|
daar de redders te ontmoeten. De videoband die we ter
plaatse van de redders hebben opgenomen, was bedoeld om Gerhard de Bruyn
te verrassen."
„Eigenlijk had iedereen aangenomen dat die mannen niet meer leefden. Het
was een emotioneel moment om die mensen die je nooit eerder hebt gezien,
maar waar je zoveel van hebt gehoord, de hand te mogen schudden. Het was
een ontmoetingen met oermensen, die we nog altijd koesteren. Stiekem
waren we van plan om ze misschien door zo'n verrassingsprogramma uit de
televisie naar Nederland te halen. Helaas blijft dat, door de huidige
politieke situatie op Nieuw Guinea, voorlopig een droom. Het eiland is
van de buitenwereld afgesneden."
Nieuw Guinea, zet ze in één kamer, deze binken, en binnen twee minuten
komen de eerste tranen. Ze beginnen stoer: „Man, wat een prachttijd was
dat toch. Weet je nog hoe we altijd na patrouille in versnelde pas naar
Fak Fak moesten, hoe steil die weg nog was? Ja, en weet je nog hoe we
dan buiten stonden te mandieën, als er al water was." Dan zwaait het
verhaal naar: „Patrouille, met wurgkoord op zak en scherpe patronen. De
bush in en je wist dat er geen weg terug was. Zou je de vijand tegen
komen? Zou je het overleven? Wat wil je, we waren jonge jongens, nooit
iets beleefd en dan plotseling in de jungle. Oh, het was er zo mooi. En
we konden heel best met die papoea's opschieten, hoor."
Meningen Ook hoor je dat meningen altijd verdeeld blijven:
had Nederland nu wel of niet moeten zwichten voor de internationale druk
en Nieuw Guinea aan Indonesië overlaten? De een zegt dat Nederland zich
nooit iets aan Nieuw Guinea gelegen heeft laten liggen. Niets was er,
geen ziekenhuizen, geen voorzieningen, het was een wingewest, noem het
maar een roofgewest. Alles wat er nu aan welvaart is, hebben de
Indonesiërs gebracht. De ander vindt dat de deplorabele staat van het
land alleen aan Indonesië is te wijten.
Maar deze mannen vechten niet meer over dit soort onderwerpen, ze
respecteren elkaars mening, want ze hebben één ding gemeen: ze houden
van Nieuw Guinea.
Gerhard de Bruyn geeft zelfs lezingen over het eiland waar hij bijna de
dood vond. Geen dier, vis of plant die hij niet kent. Gerhard: „Gek,
eigenlijk, ik ben er nooit meer terug geweest. Maar nu ik weet dat mijn
redders nog leven, zal ik gaan. Ik wil ze nog een keer omarmen." Nieuw
Guinea, het zal ze nooit verlaten.
|
EMOTIONELE BEELDEN
Woensdagavond in Twee Vandaag vanaf 17.30 uur. Nederland 2 kunt u de beelden zien van deze emotionele bijeenkomst. Marjan Moolenaar filmt ook op de reünie van het marine-personeel van Fak Fak, die vandaag wordt gehouden in het Brediushonk in Woerden. Gerhard de Bruyn is de voorzitter van de Martin Mariner reüniecommissie: 070-5141204.
|
Webmaster: Chris P. van
der Klauw |
|